PDF Opties

Algemene dekkingsmiddelen

Algemeen

In de algemene dekkingsmiddelen zijn de baten en lasten opgenomen die niet specifiek tot een programma behoren. De algemene dekkingsmiddelen betreffen vooral de OZB en de uitkeringen uit het gemeentefonds. Deze middelen kennen wettelijk geen vooraf bepaald bestedingsdoel en zijn daarmee vrij aanwendbaar. In de praktijk worden de middelen die voor een bepaald doel aan het gemeentefonds worden toegevoegd of onttrokken wel gekoppeld aan de betreffende programma's.

De niet vrij aanwendbare heffingen, zoals het rioolrecht, de afvalstoffenheffing en de ontvangsten van specifieke uitkeringen, zijn als baten opgenomen in de betreffende programma’s.

In dit onderdeel wordt het volgende onderscheid gehanteerd:

  • Lokale belastingen

  • Stelposten en onvoorziene uitgaven

  • De uitkering uit het gemeentefonds

  • Renteopbrengsten

  • De baten en lasten die verbonden zijn aan financiële deelnemingen

  • Stelpost voor incidentele baten en lasten

Ontwikkeling gemeentefonds

De uitkering uit het gemeentefonds is gebaseerd op de meicirculaire 2022. Voorlopig overheerst onzekerheid over de financiële positie vanaf 2026. Het regeerakkoord en de meicirculaire 2022 leiden tot een sterk verbeterde financiële positie van gemeenten en een goede financiële basis in de periode tot en met 2025. Vanaf 2026 zien we dat het gemeentefonds in dat jaar niet langer via de normeringssystematiek wordt geïndexeerd: er wordt geen volume accres meer verstrekt, alleen nog maar een nominaal accres voor loon- en prijsontwikkeling. Duidelijk is dat gemeenten vanaf 2026 niet genoeg geld overhouden. De autonome uitgaven nemen jaarlijks met meer toe dan door enkel de inflatie, onder andere door bevolkingsgroei en vergrijzing. En dat is nog niet alles. Vanaf 2026 zien we de opschalingskorting in volle omvang weer terug komen. De verwachting was dat er meer duidelijkheid zou komen voor dit "ravijn" waar gemeenten voor staan en daarmee samenhangend de financiële positie van de gemeenten vanaf 2026 in de contourennota voor de zomer 2022.

De minister heeft inmiddels de contourennota financieringssystematiek ontvangen en ook deze nota biedt geen oplossing voor de financiële positie van de gemeenten vanaf 2026. Pas in september 2022 komt hiervoor een oplossingsrichting. Eerst wil de minister drie oplossingenrichtingen parallel nader verkennen:

  • Een weging van de mate waarin de gestelde ambities nog passen bij de daarvoor beschikbaar gestelde middelen en de beschikbare capaciteit;

  • De mogelijkheid voor een groter eigen belastinggebied;

  • De mogelijkheid dat de accressen uit de meicirculaire 2022 ruimte bieden voor gemeenten om een tijdelijke financiële buffer op te bouwen, die verlichting kan bieden voor 2026 (spaarpotje). Daarbij is het Rijk zich er wel van bewust dat de maatschappelijke opgaven structurele investeringen vergen, ook na 2026.

De vraag die nu voorligt is hoe we omgaan met de enorme terugval in middelen in 2026 in relatie tot structureel en reëel begrotingsevenwicht? Hiervoor heeft het college voor een scenario gekozen waarbij de structurele dekking is gebaseerd op het doortrekken van de stand van de algemene uitkering 2025 naar 2026. Hiervoor verwijzen we u naar het hoofdstuk keuzes 2023.

Invoering nieuwe verdeelstelsel 2023

De effecten van de herverdeling van het gemeentefonds zijn geactualiseerd naar de stand per 1 januari 2023. Hoofddoel voor een nieuw verdeelstelsel was om dat eenvoudig en uitlegbaar te maken en dat beter aan te sluiten bij de noodzakelijke kosten die gemeenten maken (voornamelijk in het sociaal domein). De indeling van de clusters is logischer en globaler gemaakt en het aantal maatstaven is gehalveerd. De effecten van de herverdeling van het gemeentefonds zijn geactualiseerd naar de stand per 1 januari 2023. Deze actualisatie betreft de volgende onderdelen:

  • De standen van de gebruikte verdeelmaatstaven zijn geactualiseerd;

  • Alle budgetontwikkelingen die in de periode 2020 tot en met 2022 hebben plaatsgevonden zijn volgens de nieuwe verdeling verwerkt;

  • Diverse integratie-uitkeringen (dit zijn uitkeringen die een andere verdeling hebben dan de algemene uitkering) zijn vanaf 2023 overgeheveld naar de algemene uitkering (€ 900 miljoen). Vanaf 2023 zal de loon- en prijsbijstelling niet meer apart vergoed worden, maar gedekt moeten worden uit het accres. Het gaat om een deel van het budget Voogdij/18+, inburgering, Wajong, regulier werk en de raadsledenvergoeding;

  • De clusters zijn aangepast naar een actuelere gemeentelijk indeling door maatstaven te wijzigingen, te laten vervallen en nieuwe maatstaven te introduceren. Hiermee is het aantal maatstaven verminderd van 88 naar 48.

Dit leidt voor de individuele gemeenten tot geactualiseerde herverdeeleffecten. Purmerend is een nadeelgemeente. Op de definitieve stand van deze herverdeeleffecten is voor Purmerend een geleidelijk ingroeipad (waarmee gemeenten naar de nieuwe verdeling ingroeien) gebaseerd: in 2023 € 5 per inwoner, in 2024 € 7,50 per inwoner en in 2025-2026 € 10 per inwoner. Het negatieve herverdeeleffect als gevolg van het nieuwe verdeelmodel wordt in de jaren 2023 tot en met 2026 weer verhoogd met een bedrag dat wordt toegekend via de suppletie-uitkering nieuw verdeelstelsel 2023. Resumerend geeft een en ander het volgende beeld voor de algemene uitkering:

Tabel effect herverdeling gemeentefonds

Effect nieuwe verdeling gemeentefonds

2023

2024

2025

2026

(bruto-) negatie herverdeeleffect (bedrag x € 1 mio)

-€ 3,70

-€ 3,70

-€ 3,70

€ 3,70

suppletie uitkering herverdeeleffect (bedrag x € 1 mio)

+€ 3,24

+€ 2,55

+€ 1,63

+ € 1,63

(netto-) negatief herverdeeleffect (absoluut) (bedrag x € 1 mio)

-€ 0,46

-€ 1,15

-€ 2,07

-€ 2,07

(netto-) negatief herverdeeleffect (p/inw)

-€ 5

-€ 12,50

-€ 22,50

-€ 22,50

Deze voorlopige verdeling is volledig verwerkt in onze begroting, maar het nieuwe verdeelmodel is geen eindstation en vergt continu onderhoud. Hiervoor is een onderzoeksagenda opgesteld voor verdere onderzoeken naar de maatstaf centrumfunctie, de maatstaf eenpersoonshuishoudens en de overige eigen middelen (w.o. vereveningspercentage OZB). Dit zal leiden tot nieuwe herverdeeleffecten. Daarnaast is de achterliggende berekening van de aantallen van nieuwe verdeelmaatstaven nog niet bekend. Het Rijk rekent met indicatieve cijfers die in de tijd gezien behoorlijk kunnen fluctueren en daarmee forse schommelingen van de algemene uitkering veroorzaken. Om beide risico’s op te kunnen vangen laten we in de begroting 2023 de huidige stelpost herijking gemeentefonds staan. Voor 2023 bedraagt deze stelpost € 0,3 miljoen en voor de jaren 2024-2026 € 1,3 miljoen.

Normeringsystematiek: volume en lpo

De huidige methodiek van het gemeentefonds is erop gericht dat gemeenten samen de trap op, en samen de trap af gaan met het Rijk. Het resultaat is een percentage, het zogenaamde accres. Aan het einde van de kabinetsperiode heeft er een evaluatie plaatsgevonden naar de stabiliteit van deze systematiek. Om deze stabiliteit te bereiken zijn afspraken gemaakt over:

  • De uitsplitsing van het accres in volumeaccres en nominale compensatie in 2022-2025; en

  • Het jaarlijks actualiseren van de nominale compensatie aan de hand van het Centraal Economisch Plan (CEP in het voorjaar) en de Macro Economische Verkenning (MEV in het najaar) van het Centraal Planbureau (CPB); en

  • Het bevriezen van het volumeaccres voor de periode 2022-2025 op het niveau van de meicirculaire 2022.

Met het bevriezen van alleen de volume-accressen lopen gemeenten de komende jaren slechts een beperkt inflatierisico op de kosten die met de algemene uitkering worden gedekt. Voor de berekening van de loon- en prijscompensatie (lpo) wordt gebruik gemaakt van de indices loonvoet overheid (60%), overheid materieel (imoc, 20%) en de overheid investeringen (iboi, 20%) zoals die worden geraamd door het CPB.

Dossier jeugdzorg
Het kabinet gaat de komende tijd met gemeenten en andere relevante partijen verder in gesprek over de hervormingsagenda jeugd, die moet bestaan uit een combinatie van een set kostenbesparende maatregelen en een financieel kader waarmee een structureel houdbaarder jeugdstelsel wordt gerealiseerd. In de meicirculaire is alleen het compensatiebedrag voor 2023 toegevoegd. Voor de jaren erna wordt er nog niets toegevoegd. Bij het afsluiten van de hervormingsagenda zal het kabinet ook besluiten over de extra middelen voor de jaren 2024 en verder die aan gemeenten beschikbaar gesteld gaan worden.

De incidentele compensatie voor 2023 leidt tot een vrijval ten opzichte van de opgenomen stelpost van 75% in de begroting van ruim € 740.000 in 2023, en wordt toegevoegd aan de begrotingsruimte. Voor de jaren 2024 en verder is er in onze begroting rekening gehouden met een reservering vanuit behoedzaamheid van 75% van de netto-reeks van de arbitragecommissie. In augustus 2022 is bekend geworden dat gemeenten deze stelpost mogen verhogen naar 100%. Gezien de onzekerheid op de set van maatregelen uit de hervormingsagenda en de verdeling via een taakmutatie vormen de huidige ramingen van het Rijk geen budgettaire garantie. In het kader van behoedzaamheid houden wij ons vast aan een reservering van 75%. Als in het najaar meer bekend is, nemen wij deze ontwikkelingen mee in de Kadernota 2024. Voor 2023 bedraagt deze stelpost € 5,9 miljoen aflopend naar 2026 van € 3,7 miljoen.

In het coalitieakkoord van het Rijk is daarnaast een extra besparing in het jeugddomein opgenomen met een omvang van € 100 miljoen in 2024, oplopend naar € 500 miljoen in 2025 en 2026, en structureel € 511 miljoen vanaf 2027. Het kabinet heeft besloten dat deze besparing een Rijksverantwoordelijkheid is. Het is aan het Rijk de besparing in te vullen met (wettelijke) maatregelen die aanvullend zijn op de beoogde Hervormingsagenda. Het gaat daarbij om maatregelen waardoor gemeenten minder middelen nodig hebben of waarbij alternatieve inkomsten gegenereerd worden door middel van de invoering van een eigen bijdrage. Ook draagt het Rijk het budgettaire risico in geval (een deel van) deze maatregelen geen of niet tijdig doorgang vinden. Verder heeft het kabinet laten weten dat het een deel van de jeugdzorg wil centraliseren, waarschijnlijk om op deze wijze toch invulling te kunnen geven aan de bezuinigingstaakstelling.

Aanpassing proces vaststelling belastingcapaciteit

Het proces rondom de vaststelling van de belastingcapaciteit van gemeenten wordt per 1 januari 2024 aangepast. De belastingcapaciteit geeft aan hoeveel belasting een gemeente jaarlijks kan innen en wordt bepaald door de totale WOZ-waarde van alle woningen en niet-woningen in de gemeente. De definitie van de belastingcapaciteit wijzigt niet. In het proces gaat de uitvraag uit de Landelijke Voorziening WOZ (LV WOZ) voor de voorlopige en definitieve belastingcapaciteit later plaatsvinden. Hierdoor zal de berekening van de belastingcapaciteit gebaseerd zijn op actuelere gegevens. Verder komt er een verbeterde inschattingsmethode van ontbrekende waarden bij de waardeontwikkeling van woningen. Voor 2023 en 2024 is er sprake van een overgangsregime. De belastingcapaciteit maakt onderdeel uit van het gemeentefonds als negatieve inkomstenmaatstaf, om een gelijkwaardig voorzieningenniveau bij gemeenten te creëren.

Deelnemingen

De gemeente heeft diverse kleinere deelnemingen in BNG, HVC en Alliander en één grote deelneming: Stadsverwarming Purmerend (SVP).

Stadsverwarming (SVP)
De vraag naar warmte neemt toe als gevolg van zowel de nieuwbouw-activiteiten in Purmerend e.o. als van het gasvrij maken van bestaande woningen. Daarnaast heeft SVP de ambitie om het aandeel duurzame warmte verder te verhogen, dan wat wettelijk noodzakelijk is. SVP heeft een bronnenstrategie ontwikkeld, waarin stapsgewijs in de groei van de vraag wordt voorzien. De nieuwe productie-installaties zullen daarbij ook bijdragen aan de verlaging van het aardgasverbruik van de hulpwarmtecentrales. De eerste stap daarbij is de ontwikkeling van een nieuwe BioWarmteCentrale (de BWC2) van 16 MW op de Baanstee Noord. Als gevolg van de uitspraak van de Raad van State in augustus 2021, is de start van de bouw van de BWC2 naar Q3 2022 verschoven en zal de BWC2 in de winter 2024/2025 in bedrijf gaan. Daarnaast wordt gewerkt aan de ontwikkeling van geothermie en aquathermie. Voor geothermie is een samenwerking met HVC aangegaan en wordt gewerkt aan een gesloten geothermie bron in Purmer Zuid-zuid en een open geothermiebron in Edam-Volendam. Samen met het Hoogheemraadschap en de gemeenten is er een onderzoek uitgevoerd naar de haalbaarheid van aquathermie

Voor de collegeperiode 2022-2025 wordt vastgehouden aan de strategie om SVP te ontwikkelen tot een modern duurzaam warmtebedrijf en motor van de Purmerendse energietransitie en om kansen te benutten, om door innovatie en uitbreiding het financieel resultaat van SVP de komende jaren te verbeteren met het oog op de grote opgaven van de toekomst. Hierbij wordt vastgehouden aan een dividenduitkering van € 700.000 over de winst 2022-2025. Indien het resultaat lager is dan € 700.000wordt maximaal het resultaat uitgekeerd. De bepaling ‘Indien het resultaat lager is dan € 700.000 wordt maximaal het resultaat uitgekeerd’ is opgenomen zodat aan banken zekerheid kan worden gegeven dat er geen bovenmatig dividend zal worden uitgekeerd. Het overige winstdeel van de gemeente in de periode 2022-2025 minus de dividenduitkering wordt ingezet ter versterking van de vermogenspositie van SVP, waarbij een zodanig (cash)management wordt gevoerd dat er op koers wordt gebleven van 40% solvabiliteit in 2031 en dat de levering van warmte (gemiddeld) goedkoper blijft dan gas.

Binnen het met de raad afgesproken leningplafond van € 65 miljoen voor de jaren 2020-2024 is tot op heden € 40 miljoen aan garantstellingen verstrekt. Hierdoor resteert nog een leningplafond van € 25 miljoen. Zodra er definitieve duidelijkheid is over de vergunning BWC2 wordt een nieuw voorstel leningplafond aan de raad voorgelegd gebaseerd op een geactualiseerde business case.

Financiële toelichting

(Bedragen x € 1.000)

Rekening 2021

Primitieve begroting 2022

Begroting 2022 (Bijgesteld)

Begroting 2023

Begroting 2024

Begroting 2025

Begroting 2026

1 Lokale heffingen

Lasten

-46

-55

-55

-59

-61

-62

-64

1 Lokale heffingen

Baten

14.694

18.261

18.213

19.653

20.220

20.800

21.393

14.649

18.206

18.158

19.595

20.160

20.738

21.329

2 Nog te bestemmen middelen

Lasten

0

-971

-733

-4.283

-8.462

-11.079

-13.083

2 Nog te bestemmen middelen

Baten

0

0

0

0

0

0

0

0

-971

-733

-4.283

-8.462

-11.079

-13.083

3 Gemeentefonds

Lasten

-471

0

0

0

0

0

0

3 Gemeentefonds

Baten

170.983

170.668

175.445

188.742

197.072

206.148

194.103

170.512

170.668

175.445

188.742

197.072

206.148

194.103

4 Eigen financieringsmiddelen

Lasten

635

75

75

-179

-1.233

-1.501

-1.513

4 Eigen financieringsmiddelen

Baten

707

637

671

115

109

104

99

1.342

712

746

-64

-1.123

-1.397

-1.414

5 Deelnemingen

Lasten

-697

-622

-639

-639

-427

-427

-427

5 Deelnemingen

Baten

2.198

2.160

2.184

2.434

2.104

2.006

1.895

1.501

1.538

1.545

1.795

1.678

1.579

1.468

6 Incidentele baten en lasten

Lasten

-199

0

0

0

0

0

0

6 Incidentele baten en lasten

Baten

50

50

50

50

50

50

50

-149

50

50

50

50

50

50

PGR11 Algemene dekkingsmiddelen

Lasten

-779

-1.574

-1.352

-5.160

-10.182

-13.069

-15.087

PGR11 Algemene dekkingsmiddelen

Baten

188.633

191.776

196.563

210.994

219.556

229.108

217.540

Saldo programma

187.854

190.203

195.211

205.834

209.374

216.039

202.453

Het saldo stijgt met € 10.623.000 ten opzichte van de bijgestelde begroting 2022. Dit wordt veroorzaakt door € 3.808.000 hogere lasten en € 14.431.000 hogere baten en wordt hieronder per onderdeel nader toegelicht.

1. Lokale heffingen

Onder dit product vallen de onroerende zaak- en roerende ruimtebelastingen, de hondenbelasting, precario én de toeristenbelasting. De ontwikkeling in de baten wordt veroorzaakt door de jaarlijkse aanpassing van de tarieven en de toename van areaal dat in de heffing wordt betrokken. Dit resulteert in een stijging van de baten ten opzichte van 2022 van € 1,4 miljoen. Voor 2023 geldt dat de indexering 6,4% (CBS/CPI januari 2022) is voor (on-)roerende zaaksbelastingen (OZB/RZB). In de meerjarenraming wordt voor de jaren na 2023 uitgegaan van 1,50%. Op basis van de bouwmonitor wordt er rekening gehouden met een toename van het aantal woningen van 1,7%. De honden-, toeristen, reclame- en precariobelasting zijn voor 2023 verhoogd met 6,4% als autonome ontwikkeling. Deze indexering is de reguliere indexering om de inflatie te corrigeren. De stijging aan de lastenkant wordt veroorzaakt door een verhoging op de voorziening belastingdebiteuren i.v.m. oninbaarheid.

2. Nog te bestemmen middelen

In het onderdeel nog te bestemmen middelen is een aantal collectieve stelposten voor de gemeentebegroting opgenomen. Per saldo is hier voor 2023 rekening gehouden met een bedrag van € 4,3 miljoen aan lasten. Dit bedrag kan als volgt worden onderverdeeld:

  • Stelpost onderzoeken moties gemeente Beemster € 0,15 miljoen (hogere uitgave). De moties hebben betrekking op een onderzoek naar versterking toeristisch netwerk Beemster; veilige verkeerssituatie op- en afrit N244 - Purmerenderweg; Beemster Erf in samenhang met vrijkomende agrarische bebouwing en Unesco Werelderfgoed.

  • Verwachte lagere kapitaallasten als gevolg van vertragingen in de investeringen: € 0,3 miljoen (lagere uitgave);

  • Stijgingen van prijzen van goederen en diensten, subsidies en gemeenschappelijke regelingen: € 3,4 miljoen (hogere uitgave). Dit bedrag is exclusief de binnen het sociaal domein begrote uitgaven voor jeugd/WMO voor loonstijging en indexering (is tegen lopende prijzen). De budgetten voor Jeugd/WMO zijn op het programma geïndexeerd met jaarlijks 2%. Op het onderdeel nog te bestemmen middelen is daar bovenop ook nog een indexering van jaarlijks 2% begroot.

  • Verwachte lagere lasten (efficiency/besparingen) als gevolg van minder taken ambtelijke organisatie i.v.m. de samenvoeging Purmerend en Beemster van structureel € 0,3 miljoen vanaf 2023 (lagere uitgave).

  • Voor de versterking van de gemeentelijke dienstverlening zijn er structurele en incidentele middelen beschikbaar gesteld aan gemeenten vanuit het gemeentefonds ter compensatie van de extra uitgaven die gemaakt worden om de toegang van cliënten tot de gemeentelijke dienstverlening en ondersteuning in de komende jaren stap voor stap structureel te verbeteren. Dit bedrag wordt in eerste instantie gereserveerd op een stelpost binnen de algemene dekkingsmiddelen in afwachting van een voorstel dat wordt uitgewerkt. Vanaf 2023 gaat het om structureel € 0,5 miljoen (hogere uitgave);

  • Voor de nieuw af te sluiten cao, thuiswerkvergoeding en inschaling van functies is een bedrag gereserveerd van € 0,8 miljoen (hogere uitgave). Deze reservering moet nog functioneel over de programma's verdeeld worden.

3. Gemeentefonds

De opbrengst uit het gemeentefonds stijgt met € 13,3 miljoen naar bijna € 188,74 miljoen. De uitkering uit het gemeentefonds valt uiteen in drie onderdelen:

a. De algemene uitkering
Deze stijgt met € 17,9 miljoen door algemene mutaties in de uitkeringsfactor, taakmutaties, ontwikkelingen in de uitkeringsbasis. De stijging van de algemene mutaties in de uitkeringsfactor wordt veroorzaakt door de ontwikkeling in het accres. Omdat het kabinet Rutte IV in de jaren tot en met 2025 meer gaat uitgeven (o.a. hogere inflatie, hogere defensie-uitgaven, hogere kosten van opvang vluchtelingen, inkomstenbelasting box 3), stijgt ook het gemeentefonds evenredig mee (volume accres). Ook is het accres opwaarts bijgesteld als gevolg van een hogere loon- en prijsontwikkeling (nominaal accres, lpo). De flink gestegen accressen gaan omhoog met groeipercentages die we de afgelopen 10 jaar niet eerder hebben gezien. Verder zien we voor de jaren 2023-2025 het incidenteel schrappen van de opschalingskorting. Bij de uitbreiding op taken vanuit het Rijk zien we vier kleine mutaties, waarvan alleen toekenning van de incidentele middelen in 2023 voor de jeugdzorg noemenswaardig is. Daarnaast is de uitkeringsbasis aangepast voor de verdeelmaatstaven (o.a. inwoners, bijstandsontvangers, WOZ-waarden inclusief rekentarieven, woonruimten).

In de periode 2023-2025 stijgt de algemene uitkering naar € 206,1 miljoen, en zien we een daling in 2026 naar € 194,1 miljoen a.g.v. een gewijzigde accressystematiek. Verder houden we in het gemeentefonds ook rekening met een tweetal stelposten voor de toekomstige onderhoudsagenda van het nieuwe verdeelstelsel en de te verwachte compensatie vanuit het Rijk voor extra middelen jeugdzorg.

b. Integratie uitkeringen binnen het sociaal domein
De middelen voor deze integratie-uitkeringen dalen met € 3,4 miljoen naar € 11,6 miljoen. Dit betreft de volgende onderdelen:

  • Beschermd wonen, structureel € 5,6 miljoen;

  • Participatie onderdelen (Wsw budget oude stijl inclusief beschut werk), structureel € 6,0 miljoen.

De daling wordt veroorzaakt door de overhevelingen van de integratie uitkeringen Voogdij 18+ en participatie (onderdelen Wajong en regulier werk) naar de algemene uitkering vanaf 2023. De invoering van het nieuwe objectieve verdeelmodel (inclusief het woonplaatsbeginsel) beschermd wonen is uitgesteld. De invoering was voorzien voor 1 januari 2023. Er is nog geen nieuwe datum bekend voor de invoering van de eerder voorgenomen doordecentralisatie beschermd (thuis) wonen.

c. Overige integratie- en decentralisatie uitkeringen
De overige integratie- en decentralisatie-uitkeringen dalen met € 0,4 miljoen naar € 2,7 miljoen. Deze daling komt voornamelijk door de overheveling van de middelen inburgering naar de algemene uitkering in 2023 en het vervallen van incidentele middelen in 2023 voor Gezond in de stad en sociale acceptatie LHBTI-emancipatiebureau.

Voor een verdere toelichting op de meicirculaire 2022 verwijzen wij u naar de raadsbrief van 24 juni 2022 (1570826).

4. Eigen financieringsmiddelen

Voor de verwerking van de rentelasten en -baten zijn de bepalingen en richtlijnen van de notitie rente van de commissie BBV van toepassing. Alle rentelasten en -baten worden in eerste instantie geboekt onder het product eigen financieringsmiddelen (taakveld treasury). Het resultaat op het taakveld treasury is het verschil tussen de aan de producten (taakvelden) toegerekende rente en de per saldo werkelijk betaalde rente. De opbrengst van de eigen financieringsmiddelen daalt met ruim € 810.000. In de gemeentebegroting wordt met een vast rentepercentage gewerkt voor de kapitaallasten. Over de boekwaarde wordt voor wegen, gebouwen en installaties en dergelijke gerekend met 1% en voor grondexploitaties ook met 1%. De werkelijke rente die de gemeente op dit moment betaalt is hoger (gemiddeld 1,31%). In de meerjarenraming neemt de opbrengst vanaf 2023 verder af. Dit wordt veroorzaakt door de extra groei van de voorgenomen investeringen, nieuw aan te trekken extra financiering in de komende jaren die tegen een stijgende rente wordt afgesloten ten opzichte van de huidige leningportefeuille en het toerekenen van lagere rente aan het grondbedrijf dat leidt tot een rentenadeel voor de algemene dienst. De verwachting is dat de komende jaren het renteomslagpercentage omhoog zal moeten worden bijgesteld. In de Kadernota 2024 wordt hier nader op terug gekomen.

5. Deelnemingen

De baten stijgen met bijna 0,3 miljoen en dit wordt voornamelijk verklaard door het aantrekken van een lineaire lening van 20 jaar door Stadsverwarming in 2022 van € 20 miljoen binnen het door de raad vastgestelde plafond. De extra risicoprovisie die Purmerend ontvangt (1%) is verwerkt in de begroting. Het restant wordt verklaard door de actualisatie van de overige deelnemingen in het kader van de harmonisering fusie Purmerend en Beemster.

6. Buitengewone baten en lasten

Opbrengst anti-speculatiebeding
Bij de verkoop van de grond in Leeghwater fase 3 in Middenbeemster aan Wooncompagnie voor de bouw van 18 huurwoningen, is in de verkoopovereenkomst een anti-speculatiebeding opgenomen. Indien Wooncompagnie binnen 15 jaar na eerste oplevering (2010) een woning verkoopt, draagt Wooncompagnie het verschil tussen de overeengekomen grondprijs en de actuele marktprijs voor een vergelijkbare koopwoning in Leeghwater 3 in Middenbeemster af aan de gemeente. Het nominale verschil is in 2010 bepaald op € 41.500 voor tien bereikbare huurwoningen en € 50.000 voor acht dure huurwoningen. Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd. In de begroting wordt rekening gehouden met de verkoop van één woning per jaar.

Incidentele baten en lasten

Algemene dekkingsmiddelen

2023

2024

2025

2026

Frictie uitkering gemeentefonds (tem 2025)

929

929

929

-

Onderzoek motie(s) Beemster

-150

-

-

-

Totaal

779

941

929

-