PDF Opties

Financiële kaders en uitgangspunten begroting 2023-2026

Bij de begrotingsopstelling van 2023 wordt uitgegaan van het bestaand beleid zoals geformuleerd in de (meerjaren)begroting 2022. Er vinden bijstellingen plaats op grond van volumeaanpassingen in relatie tot de autonome ontwikkelingen van onze stad. Het kan dan gaan om aanpassingen aan de uitgavenkant en aanpassingen aan onze inkomstenkant. Ook vindt in de begroting een actualisatie plaats van het prijspeil. Hieronder geven we de algemene kaders en uitgangspunten weer, waarbinnen wij onze begroting opstellen.

Algemene kaders en uitgangspunten

  • De ontwikkeling van de loonkosten van de gemeenteambtenaren volgt de cao. De in 2022 afgesloten cao heeft een looptijd tot 1-1-2023. De loonkostenbegroting voor 2022 is conform de cao geactualiseerd. De loonkostenbegroting 2023 wordt gebaseerd op 2022 + 3,6%. Dit betreft 3% indexering +0,6% omdat de loonsverhoging van 2,4% per 1-4-2022 is ingegaan hetgeen op jaarbasis voor 2022 1,8% is. Voor de jaren na 2023 is bij het actualiseren van de loonkostenbegroting het vigerende beleid gevolgd van 3% indexering voor toekomstige cao's en premies werkgevers. Deze indexering is ook verwerkt op de programma's conform de uitgangspunten van de Kadernota 2023. Actuele informatie met betrekking tot loonontwikkelingen geeft aan dat 3% indexering wellicht te laag is. Dat is de reden geweest om een extra stelpost van 1% van de loonsom te begroten op het onderdeel algemene dekkingsmiddelen. In totaal is er binnen de begroting 2023-2026 rekening gehouden met een eventuele stijging van 4% voor loonsverhogingen en (pensioen-) premies werkgevers.

  • De personeelsformatie is gebaseerd op het organogram per 1 april 2022, inclusief besluitvorming Kadernota 2023. De ambtelijke functies begroten we tegen de functionele schaal met een anciënniteit van trede 10.

  • De domeinen geven per team aan hoe de personeelskosten moeten worden verdeeld over de programma's en beleidsvelden (procentuele verdeling), tenzij er sprake is van tijdschrijven. Een belangrijk onderscheid hierbij is de verdeling tussen overhead- en lijnfuncties. De overheadkosten worden uitgedrukt in een percentage van de loonsom van de lijnafdelingen. Dit percentage wordt gehanteerd bij de toerekening van overheadkosten aan investeringen, grondexploitaties en projecten (anterieure overeenkomsten) en kostendekkende lokale heffingen. Aan producten waar de buitendienst voornamelijk aan werkt (riool, afval) is de overheadopslag 53%. Voor de overige leges is de overheadopslag 66%. Deze percentages worden jaarlijks herijkt bij het opstellen van de begroting.

  • Voor de subsidies houden we rekening met een jaarlijkse indexatieverhoging van 2,5%. Indien instellingen zelf een hogere cao-ontwikkeling hebben, volgt er geen aanvullende compensatie. De jaarlijkse indexatieverhoging vindt plaats bij de verleningsbeschikking voor de subsidie.

  • De kosten van derden zijn goederen en diensten die aan de gemeente worden geleverd. Het gaat hier bijvoorbeeld om de kosten van energie, kantoorartikelen, accountantsdiensten, onderhoud aan gebouwen en infrastructuur, schoonmaak en softwarelicenties. In afwijking van de CBS-indexering gaan we uit van een jaarlijkse groei van 1,50%. Hiermee onderstrepen we de blijvende inzet om goedkoper en met een hogere kwaliteit in te kopen. In de budgetten is de groei niet functioneel verwerkt. In het geval van excessieve stijgingen kan met onderbouwing aanspraak worden gemaakt op de collectieve stelpost. Reguliere stijgingen dienen binnen het betreffende programma/beleidsveld te worden opgevangen.
    Gezien de onzekerheden in de prognoses over de prijsontwikkeling van het CPB zijn de uitgangspunten voor de begroting 2023 opnieuw doorgerekend op de jaarlijkse investeringsbedragen voor vastgoed, tractiemiddelen en openbare ruimte en de materiele budgetten energie, voeding, zorgsalarissen Wm0/jeugd, onderhoud en materialen. In Onderstaande tabel laat de geactualiseerde indices zien (prijspeil 2022).

  • Voor de leges, afvalstoffen- en rioolheffing geldt het criterium van 100% kostendekkendheid. Dit betekent enerzijds dat niet meer mag worden geheven dan de begrote kosten die gedekt worden met de heffing. Het betekent anderzijds dat kostenstijgingen, bijvoorbeeld als gevolg van cao-ontwikkelingen, in deze tarieven worden doorberekend. De hoogte van deze tarieven zijn onder meer afhankelijk van de tijdsbesteding en de kosten van overhead. De opbrengsten worden gebruikt om de kwaliteit van de activiteit te waarborgen en om personeels-, huisvestings- en materiaalkosten te dekken. Van een aantal tarieven wordt het maximaal te heffen bedrag vastgesteld door de Rijksoverheid, zoals de tarieven voor reisdocumenten, het rijbewijs en de tarieven voor aktes uit de registers van de burgerlijke stand.

  • De OZB, RZB en de overige heffingen (precario-, toeristen-, honden-, reclame- en parkeerbelasting en marktgelden) stijgen jaarlijks nominaal met de consumentenprijsindex (CPI) zoals gepubliceerd door het CBS in januari van het jaar voorafgaand aan de begroting. Voor 2023 bedraagt de indexering 6,40% (CPI januari 2022). In de meerjarenraming gaan we voor de jaren na 2023 uit van 1,50%. Dit passen we bij de volgende Kadernota aan op basis van de CPI van januari 2023. Door areaaluitbreiding (verbouw woningen en niet-woningen) verhogen wij jaarlijks de opbrengst OZB. Bij een algehele waardedaling c.q. waardestijging van de onroerende zaken verhogen dan wel verlagen wij het tarief van OZB, om de begrote opbrengst te realiseren.

  • Als gevolg van ontwikkelingen op de kapitaalmarkt wordt het renteomslagpercentage van 1% voor de Begroting 2023-2026 niet verder verhoogd. Dit percentage gebruiken we ook als uitgangspunt voor de berekening van de lasten van (toekomstige) investeringen. De renteomslag is voor de begroting 2023-2026 berekend conform de bepalingen, zoals opgenomen in de Financiële verordening en de BBV-notitie rente.

  • Voor de doorberekening van rente aan Bouwgronden in Exploitatie (BIE's) is de toegestane toe te rekenen rente gebaseerd op de daadwerkelijk te betalen rente over het vreemd vermogen. Hierbij wordt het gewogen gemiddelde rentepercentage van de bestaande leningenportefeuille naar de verhouding vreemd vermogen/totaal vermogen berekend. Om te voorkomen dat de renteparameter jaarlijks fluctueert, kiezen we in de meerjarenprognose voor een stabiel rentepercentage van 1,00%.

  • De afschrijving van de vaste activa vindt lineair plaats. Voor het afschrijven van de vaste activa hanteren we een afschrijvingstermijn conform de financiële verordening. De afschrijvingen starten in het jaar na ingebruikname. Op gronden en terreinen schrijven we niet af. Investeringen beneden € 50.000 nemen we rechtstreeks in de exploitatie op, uitgezonderd de jaarlijkse vervanging van kleinere auto's die samen worden geactiveerd. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

  • Voor verbonden partijen gaan we uit van dezelfde financiële uitgangspunten als voor de eigen begroting. De budgetten worden dus ook geïndexeerd. Het betreft de Veiligheidsregio, de Metropoolregio Amsterdam, de GGD, Werkom, Omgevingsdienst IJmond, het Waterlands Archief en het recreatieschap Twiske-Waterland. De meerjarenbegrotingen van de verbonden partijen hebben we verwerkt zoals aangegeven in de zienswijze die door de raad is vastgesteld. Mogelijke financiële effecten uit de zienswijze worden verwerkt via de begrotingsruimte.

  • Voor de post onvoorzien ramen wij conform de bestendige gedragslijn een jaarlijks bedrag van € 50.000.Dit budget wordt alleen gebruikt om onvoorziene, onuitstelbare en onontkoombare uitgaven op te vangen. Als wij hier een beroep op moeten doen, dan informeren wij uw raad hierover bij de tussenrapportage en/of het jaarverslag.

Samenvatting uitgangspunten 2023-2026

Loon-/premie ontwikkeling 2023-2026

4,00%

Prijs-/inflatieontwikkeling:
- energie 2023-2024
- catering/voeding 2023-2026
- materiaalleveranties/onderhoud/aanneemsom 2023-2026
- kapitaalswerken vastgoed/tractie/openbare ruimte 2023-2026
- overig


10,00%
7,00%
5,00%
10,00%/5.00%/10,5%
1,50%

Prijsindexatie jeugd/Wmo 2023-2026

4,00%

Omslagrente en rente voor grondexploitaties

1,00%

Subsidies gesubsidieerde instellingen 2022-2026

2,50%

Leges, afvalstoffen- en rioolheffing (100% kostendekkend)

n.t.b.

Gemeentelijke belastingen en overige heffingen 2023 (CBS-CPI januari 2022)

6,40%

Gemeentelijke belastingen en overige heffingen 2024-2026

1,50%